Eén ding valt me enorm op bij heel erg veel...

Eén ding valt me enorm op bij heel erg veel wijkteams/ consulenten die bijvoorbeeld vanuit de Jeugdwet hierbij betrokken zijn. Dat is dat ze vrijwel altijd aangeven dat eea is geëscaleerd door factoren die op zichzelf geen deel uitmaakten van de oorspronkelijke aanleiding tot scheiding.
Twee factoren steken er met kop en schouders bovenuit: 1) een (volstrekt) onevenwichtige verhouding qua economische zelfstandigheid tussen beide partners en 2) het totaal gebrek aan tijdelijke woonruimte binnen of tenminste vlakbij de sociale omgeving van de kinderen.
Het eerste zorgt ervoor dat de ene partner (guess who) niet (tijdelijk) weg kan (als dat qua woonruimte al kon) omdat die niet in het levensonderhoud kan voorzien en er niet genoeg geld is voor twee huizen en twee huishoudens, terwijl de Participatiewet geen soelaas biedt omdat het verzamelinkomen te hoog is. Het is duidelijk dat dit tot extra spanningen leidt, etc.
Het tweede is universeel: woningnood. De klassieker is dat de kostwinner het huis uitgaat maar te ver ging wonen om nog gelijkwaardig de zorgtaken te verdelen. Dat is een nieuwe bron van conflict, dat ook nog eens de kinderen direct raakt. Dat de scheidings-urgentie bij lokale woningbouwcooperaties vaak is verdwenen helpt niet.
Ook als er op zichzelf genoeg vermogen is (waardoor beiden een nieuw begin kunnen maken), zit dat vaak in de stenen. Ook in de meest amicale omstandigheden duurt het door werkdruk pakweg een half jaar voordat de scheiding bij de rechtbank kan worden afgehamerd; pas dan kan het huis verkocht worden, en zelfs als je dat snel zou willen opleveren om het geld los te krijgen moet je wel eerst zelf een woonruimte hebben. En pas na verkoop kan de boedelscheiding worden afgewikkeld, waardoor je over het geld kan beschikken. Kortom, al is je ex je beste vriend, het duurt tenminste een jaar voordat je alleen financieel al weer een doorstart kan maken. In de tussentijd zit je met elkaar nog in één huishouden. Soms gaat dat best goed, maar het heeft hoe dan ook geen positief effect op de sfeer in huis - met vrijwel onvermijdelijk effect op de kinderen. Met rijk of arm etc heeft dat allemaal niets te maken.
Het punt is dat je als gemeente voor wat betreft deze twee dingen nou een keer wèl aan de knoppen zit: inkomensondersteuning en tijdelijke woonruimte. Een raad en/ of een wethouder die dat wil, kan hier iets aan doen, ondanks (en maar zeer ten dele dankzij) P-wet en Omgevingswet. Er is wat te doen aan de urgentie bij woningtoewijzing, er is iets te bedenken op inkomensondersteuning -al dan niet als lening; probeer de grotendeels onbenutte begrotingsposten van de "startersleningen" daar voor in te zetten) en verzin iets op tijdelijke woonruimte: toch iets doen met de weekendhuisjes/ bungalowparken waar je eigenlijk moet handhaven? Koop of huur die huisjes van de eigenaar, die dan gelijk is weggehandhaafd, en verhuur die tijdelijk. Ook voor flexwoningen is de beleidsmatige inbedding inmiddels wel bruikbaar genoeg om daar een begin mee te maken. Ja, dat zijn soms lastige gesprekken met de raad, maar zowel de kwaliteits- als de financiële voordelen voor zowel inwoner als gemeentebegroting (om nog maar niet te spreken over de werkdruk bij de consulenten) zijn zoveel groter dat dit eigenlijk een allereerste prioriteit zou moeten zijn.